Nummer: 120
Truuk: Brug met bolk
Aantalpersonen: 3
Niveau: Ervaren
Truuk uitleg: T legt O achterwaarts neer en komt via een hoeksteun of een kleine zwaai vanaf de hoofdzijde van O in de voetenzit bij O. De voeten van O komen in de knieholtes van T die vervolgens zijn benen om de benen van O klemt. O strekt zijn benen tot recht boven zijn bekken. T houdt zijn bekken hoog en brengt zijn bovenlijf achterover, zodat O zijn handen op de schouders van T kan plaatsen. Tijdens deze beweging brengt O zijn benen van zich af om het evenwicht te bewaren. Deze positie heet de brug. B legt zijn handen op de bovenbenen van T, iets hoger dan bij de gewone bolk. T houdt zijn armen klaar om de schouders van B op te vangen. B springt, met gebruik van zijn armen, in de bolk. T vangt B zo snel mogelijk op in de schouders, zoals bij de gewone bolk. B strekt zijn armen zo snel mogelijk, zodat T zijn schouders beter kan ondersteunen. T houdt zijn armen voortdurend gestrekt. Bij voldoende stabiliteit kan B zijn benen strekken. Als de truk volkomen in balans staat kun je ook overpakken naar de losse bolk. Dit doe je op dezelfde manier als bij de lage bolk.
Tips voor de vangers: Aan de zijkanten twee vangers omdat de voeten van de tussenpersoon soms niet kunnen uithaken, wat een lelijke val op de knie kan opleveren.
Bijgedragen door: Uit "Akrobatiek" van Gerard en Benny Huisman